Haagsche Tramweg Maatschappij

Samengesteld door Ciril van Hattum

Bij de huidige trambedrijven in ons land is verscheidenheid in materieel tegenwoordig ver te zoeken. Als in Rotterdam lijn 10 (‘rondrit’) niet rijdt, worden de rails louter en alleen door Citadis-rijtuigen bereden. In onze andere tramsteden is het over het algemeen niet veel beter gesteld op dit gebied. Voor tramspotters is deze ontwikkeling wellicht minder leuk, maar voor de bedrijven levert uniformiteit tal van voordelen op: goedkoper onderhoud, minder onderdelen op voorraad, personeel overal inzetbaar, minder administratie, kortom: efficiëntere bedrijfsvoering.

Als we de Beeldbank waarin het Team Digitaal van de SNR tal van oude foto’s en dia’s heeft opgenomen raadplegen, zien we dat het vroeger heel anders was. In deze expositie nemen we de Haagsche Tramweg Maatschappij als voorbeeld. Deze had mede door de aanwezigheid van interlokale lijnen met eigen materieel het grootste aantal verschillende types rijtuigen in haar bestand. Die kunnen we hier niet allemaal laten zien maar in de komende vier en twintig plaatjes kunnen we wel een duidelijk beeld schetsen. Natuurlijk reden de getoonde trams niet allemaal te zelfder tijd op de rails, maar toch…


Om het niet al te ingewikkeld te maken slaan we de paarden- en stoomtramperiode over. En ook het werkmaterieel en kortstondige gasten. De eerste elektrische tram reed zonder bovenleiding en haalde de benodigde energie uit meegevoerde accu’s. Veertien van deze rijtuigen hebben vanaf 1890 op lijn 9 dienst gedaan. Het was geen onverdeeld succes doordat er nogal wat storingen optraden. Het is echter frappant dat tegenwoordig, nu de kwaliteit van accu’s stukken beter is, deze exploitatievorm weer is teruggekomen, hoewel buiten Nederland. Wie rond 1900 deze bekende foto van rijtuig 10, die hier op het Korte Voorhout de Koninklijke Schouwburg passeert, heeft gemaakt, valt niet meer te achterhalen. De repro is van J.A. Bonthuis. (NVBS-fotonummer 109.044)

De eerste elektrische beugeltrams waren tweeramers. Deze foto van nummer 14 is van later datum, want de balkons zijn al gesloten gemaakt en de tram is crème geschilderd. Bij indienststelling was de 14 blauw met bruine panelen. Het moet ongeveer 1928 zijn geweest dat de wagen aan het eindpunt van lijn 10 – Kwartellaan – staat, klaar voor de volgende rit. Dit soort rijtuigen reden ook in andere steden; zij worden ‘Unions’ genoemd. Van deze serie van twintig kwam de helft uit Nederland (Werkspoor) en de andere helft, waar de 14 toe behoort, uit Duitsland (v.d.Zijpen/Charlier-Keulen). De meeste hebben dienst gedaan tot 1936. Althans bij de HTM, want in de oorlog –zij waren nog niet gesloopt– gingen zij op transport naar Posen, het huidige Poznan in Polen. De oorspronkelijke foto is gemaakt door de bekende Haagse tramhistoricus Ron F. de Bock, deze repro is van J. Voerman. (NVBS-fotonummer 150.003)

Reden de trams in Den Haag aanvankelijk zonder bijwagen, daar kwam spoedig verandering in toen meer mensen het nieuwe vervoermiddel hadden ontdekt. De goedkoopste manier om snel aan voldoende aanhangers te komen, was het geschikt maken van paardentramrijtuigen voor de elektrische tractie. Zij moesten natuurlijk ook in de crème kleurstelling worden gebracht. Rijtuig 323 stamt uit een van de latere series, maar had er toch al meer dan vijf en twintig jaar opzitten toen hij ‘elektrisch’ werd. J.A. Bonthuis heeft de foto op 5 januari 1941 gemaakt in de remise Scheveningen. (NVBS-fotonummer 109.078)

Twintig rijtuigen is natuurlijk erg weinig wanneer je als HTM al je paardentramlijnen elektrisch wil maken. Dus volgde er een grote bestelling, de grootste uit de historie van de HTM, van 148 motorwagens bij Werkspoor, te leveren tussen 1905 en 1908. Een daarvan zien we op deze foto bij het Kurhaus staan, het eindpunt van zomerlijn 15. Klaar voor de rit terug naar het Stuyvesantplein. Het is 3 augustus 1941, een kleine week voor de opheffing van deze lijn. Kennelijk was de animo van de Bezuidenhout-bewoners niet zo groot om geregeld naar Scheveningen te gaan…Ook deze foto werd door J. A. Bonthuis gemaakt. (NVBS-fotonummer 109.018)

De paardentram in Den Haag kende open rijtuigen die ook geschikt werden gemaakt als aanhangwagen voor de elektrische tram. De serie 400-415 -bij de HTM begonnen veel series met het cijfer 0- werd in 1895 bij Beijnes in Haarlem gebouwd als open paardentramrijtuigen 200-215 en kwam tien jaar later ‘elektrisch’ in dienst. Er was ook een serie gelijksoortige maar nog kleinere open rijtuigen en bovendien werd een zevental open wagens uit Oslo overgenomen. De 408 op de foto staat bij het eindpunt Leidschestraatweg van lijn 4. J.A. Bonthuis is de fotograaf en de datum 9 april 1944. (NVBS-fotonummer 109.087)

Natuurlijk waren de open rijtuigen in de zomer zeer geliefd bij badgasten. Op de lijnen naar Scheveningen waren ze dan ook veelvuldig te vinden. Maar veel passagierscapaciteit hadden ze niet. Daarom besloot de HTM 27stuks veel grotere bij Allan en Werkspoor te bestellen. Ook dit is een plaatje uit oorlogstijd, waarin ook in de winter open rijtuigen dienst deden. Veel materieel was namelijk gevorderd en naar Duitsland afgevoerd. Deze foto is op 26 maart 1944 genomen: om enige bescherming tegen de kou te bieden werden de schermen neergelaten maar een middeninstap vrijgehouden. De 505 staat op het terrein van de remise Lijsterbesstraat. Grote kans als u deze zomer een weekend in Den Haag bent, dat u de 505 tegenkomt: hij is namelijk als museumrijtuig bewaard gebleven. Foto: J.A. Bonthuis. (NVBS-fotonummer 109.100). Te zelfder tijd heeft Werkspoor nog een kleiner type soortgelijke open wagens geleverd, die in de beginjaren als ‘convertibles’ zijn ingezet: ’s winters werden zij gesloten gemaakt. In de oorlogsjaren en daarna bleven zij ook ’s zomers als gesloten wagen op de baan.

De 200, de eerste vierassige stadsmotorwagen van Nederland, was het prototype van een serie bestemd voor interlokale lijnen rond Den Haag. Daarvan werd uiteindelijk niets gerealiseerd en dus kreeg de 200 geen volgelingen. Werkspoor bouwde het in 1908. Het fraaie rijtuig heeft op verschillende lijnen dienst gedaan, maar de laatste jaren voornamelijk op lijn 13. Na terugkomst bij de HTM uit Duitsland in 1947 heeft het rijtuig met nummer 300 nog tien jaar dienst gedaan als aanhangwagen. De foto is in 1935 door een onbekende fotograaf op de Bezuidenhoutseweg gemaakt. (NVBS-fotonummer 109.020)

De foto met NVBS-fotonummer 109.082, wederom van J.A. Bonthuis, is waarschijnlijk gemaakt vlak nadat de 350 van deuren was voorzien in de werkplaats Lijsterbesstraat, in de zomer van 1944. Bij aflevering bevond er slechts een hekje en een ketting daar waar nu de deuren zijn. Aan de witte streep op de bufferbalk, ook aanwezig op enkele voorgaande foto’s, is te zien dat het een plaatje uit oorlogstijd is. Ook de hier getoonde aanhangwagen 350 is een eenling gebleven. Werkspoor heeft dit rijtuig in 1908 gebouwd omdat de HTM behoefte had aan meer gesloten aanhangwagens, die goed zouden passen bij de ‘drieramers’. Een onderstel ontbrak; de wielassen waren aan de wagenbak vastgemaakt. Hoewel de 350 goed beviel, kwamen ook hier geen nakomelingen.

De reden waarom de 350 van de vorige foto alleen bleef, kan zijn dat de HTM liever aanhangwagens had met een grotere capaciteit. Die kwamen er dan ook. De eerste tien stuks in 1913 van Allan en de overige 60 stuks uit Duitsland, geleverd over meerdere jaren tot en met 1923. Dertig ervan met een klein balkon, zoals de 613 op deze foto; de overige hadden dubbele balkondeuren en een groter balkon . Het waren de grootste rijtuigen in het materieelbestand, de 200 niet meegerekend. Zij beschikten over eenassige draaistellen die met kruisstangen met elkaar waren verbonden. 613 staat op het eindpunt Meer en Bosch van lijn 20, een lijn die na de oorlog lijn 2 ging heten. Ook deze plaat werd door J.A. Bonthuis gemaakt, en ook tijdens de oorlog op 10 april 1944. Had Bonthuis een voorraadje rolfilms ingeslagen om ook in deze tijd door te kunnen gaan met fotograferen? (NVBS-fotonummer 109.112)

Op dezelfde 10 april zette J.A. Bonthuis de 256 op de foto, op het Stuyvesantplein, eindpunt van lijn 13. Na de twee- en drieramers werden er vanaf 1919 vierramers aan het materieelbestand toegevoegd. Vijftig stuks met onderling kleine verschillen. De meeste kwamen uit Duitsland (HAWA), alleen de laatste tien leverde Werkspoor. (NVBS-fotonummer 109.029). Het wagenpark van de HTM werd almaar pluriformer.

De wens van de HTM om buitenlijnen te gaan exploiteren, dus lijnen met een eindpunt buiten de stadsgrenzen, ging weliswaar later dan gewild, toch nog in vervulling. De eerste interlokale rijtuigen, die zowel onder 600 als onder 1200 Volt bovenleidingspanning konden rijden, behoorden tot een serie van zes tweeassers die, door HAWA in 1923 geleverd, de laatste jaren dienst hebben gedaan op lijn I³ naar Voorburg. Tot 1940, toen de Duitse bezetters deze plek voor zichzelf opeisten, lag het Haagse beginpunt op het Plein waar ook deze foto van nummer 5 door J.A. Bonthuis op 24 augustus 1935 is gemaakt. Na 1940 werd vanaf de Turfmarkt gereden. (NVBS-fotonummer 100.029)

Van de door verschillende Duitse fabrikanten gebouwde serie zware interlokale vierassige motorwagens met middenbalkon – dertig in getal – zien we hier nummer 68 als ‘forensentram’. Na de opheffing in 1953 van de NS-spoorlijn via Wassenaar naar Scheveningen heeft de HTM korte tijd deze service aan gedupeerde spoorreizigers aangeboden. Er werd vrij weinig gebruik van gemaakt. Deze motorrijtuigen (51-80) hebben jarenlang de interlokale trams naar Delft, Wassenaar en Leiden getrokken. We zien de 68 op de Benoordenhoutseweg op weg naar Wassenaar. De foto is op 5 oktober 1953 door J. Voerman gemaakt. (NVBS-fotonummer 249.638)

Uiteraard hadden de buitenlijnen ook behoefte aan bijwagens. Twintig zeer fraaie ‘salonwagens’ met middenbalkon, voor de helft in Duitsland en voor de helft in Rotterdam (Allan) gefabriceerd, kwamen in de jaren 1923 en 1924 hiervoor beschikbaar. Van de Allan-rijtuigen is er één bewaard gebleven en die zien wij hier op de foto, de 118 voor de remise van de Tramweg Stichting in Scheveningen. In 1973 toen deze foto door J.A. Bonthuis werd gemaakt waren deze rijtuigen al ruim tien jaar niet meer in dienst. De buitenlijnen waren of opgeheven (Wassenaar en Leiden) of geïntegreerd in de stadslijnen (Voorburg en Delft) met verlies van hun 1200 V netspanning. (NVBS-fotonummer 929.234)

Niet alleen paardentramrijtuigen werden geschikt gemaakt voor de elektrische tractie, dit gold ook voor stoomtramrijtuigen. Zeven stuks, gebouwd tussen 1905 en 1913 afkomstig van de Delftse lijn, werden na stopzetting van de stoomtramdienst in 1924 omgebouwd tot elektrische aanhangwagen, maar wel voor dezelfde Delftse lijn. Rond 1930 verhuisden deze wagens naar de remise Scheveningen om ingezet te worden op de drukke lijnen 8 en 9. Rijtuig 156 staat hier bij het eindpunt van lijn 8 op het Gevers Deijnootplein te Scheveningen, voor het inmiddels afgebroken Palace Hotel. De foto is gemaakt door C. van Hattum op 28 mei 1955. (NVBS-fotonummer 1203.054)

Stoomtrams hebben het langer uitgehouden dan paardentrams; zij kwamen ook later in beeld. Maar in de jaren twintig van de vorige eeuw legden verschillende stoomtramlijnen in den lande het loodje ten faveure van de moderne elektrische variant. Zo ook eind 1925 de stoomtramdienst tussen station Hollands Spoor en Scheveningen van de HSM. De HTM nam deze dienst in 1927 over met sneltramlijn 11. Het tracé lag, wegkruisingen daargelaten, geheel op eigen baan dus er kon snel worden gereden. Hier hoort natuurlijk wel passend rollend materieel bij. Dat werd besteld bij Allan in Rotterdam, aanvankelijk tien stuks maar later meer. Op de dia van T. Hobma zien we motorwagen 812, een uitrukkende extra van lijn 11 op het Zieken, datum 21 augustus 1964. Dia’s hebben bij de NVBS nooit een ‘NVBS-nummer’ gekregen.

Bij deze fraaie motorwagens hoorden natuurlijk passende aanhangers. In de jaren 1927 en 1929 heeft de HTM deze besteld bij Allan en La Brugeoise. Eerst een twintigtal tweeassers, daarna dertig vierassers. Beide hebben niet alleen op de 11 gereden, maar ook op andere stadslijnen en in hun beginjaren zelfs interlokaal; zij waren daartoe uitgerust met luchtremmen, te herkennen aan de slangen op de balkonschermen. Tijdens de slappe uren koppelden de trams vaak hun aanhangwagen af, die dan bij het eindpunt bleef staan tot er weer behoefte aan was. Zo ook hier in de Rijnstraat bij het station Staatsspoor, waar vierasser 777 van lijn 1, zeker niet een van de drukste lijnen, samen met andere staat te wachten. J.A. Bonthuis heeft deze foto op 26 april 1942 gemaakt. (NVBS-fotonummer 109.123)

De nieuwe motorwagens van de serie 800 vielen goed in de smaak bij personeel en publiek dus toen de HTM het wagenpark wilde moderniseren, dacht zij aan eenzelfde soort rijtuigen. Een slim directielid stelde voor de oude drieramers te verbouwen à la serie 800, dat zou veel goedkoper zijn dan nieuwbouw. Zo gezegd zo gedaan; verschillende fabrikanten hebben rond 1930 de oude drieramers omgebouwd tot een nieuwe serie die ‘Ombouwers’ ging heten. Door de aankomende crisis zijn niet alle 148 wagens aan de beurt gekomen maar ‘slechts’ 81. Op de foto staat een van hen, de 54 op het eindpunt Appelstraat van lijn 5. Het is 28 juli 1946 en de fotograaf….J.A. Bonthuis. (NVBS-fotonummer 109.056). In deze tijd, zo rond 1930, kon men alle hiervoor genoemde materieeltypes (nog) op de rails aantreffen, met uitzondering van de accutrams. Wat een pluriformiteit! En dat is eigenlijk zo gebleven tot de komst van de PCC’s na de oorlog. Er werden wel series terzijde gesteld, vooral de oude paardentrams, maar zoals we hierna zullen zien kwamen er ook nog nieuwe trams bij.

De oorlogsjaren hadden een zware tol geëist van alle Nederlandse spoor- en trambedrijven. Met minder materieel – veel rijtuigen waren gevorderd om in Duitsland gaten te vullen – maar ook met veel meer passagiers probeerde men de tramdienst draaiend te houden. Auto’s zag je bijna niet meer vanwege benzineschaarste; op de fiets durfde niemand want die werden in beslag genomen. Merkwaardig genoeg kwam het gevorderde trammaterieel voor het grootste deel na gedegen speurwerk weer terug en konden firma’s als Werkspoor dit zodanig opknappen dat het wel nieuw leek. Maar daar gingen wel wat jaren overheen en dus was het mooi dat de RET de HTM in 1946 kon helpen aan veertien oudere motorwagens die het Rotterdamse bedrijf kon missen. Op het remiseterrein aan de Lijsterbesstraat zien we rijtuig 171 staan. Aanvankelijk reden deze ‘Rotterdammertjes’ met bijwagen maar na enkele ongelukken vanwege remproblemen later zonder; ook vaak als ‘kindertram’. J. Voerman kiekte op 27 juli 1946. (NVBS-fotonummer 148.702)

De eerste – bescheiden – bestelling van nieuw materieel ging in 1947 naar Werkspoor te Utrecht: zestien vierassige motorwagens voorzien van een aantal nieuwigheden voor een stadsmotorwagen, zoals lucht- en railremmen en een optische signaalinrichting. Zij werden op verschillende lijnen ingezet, met en zonder aangepaste bestaande vierassige bijwagen. Op de foto van J. Voerman zien we lijn 9 met de 207 bij de halte Tournooiveld. De motorwagen zier er nog erg nieuw uit; niet zo verwonderlijk want het is zijn eerste rijdag: 20 augustus 1948. (NVBS-fotonummer 249.154).

De PCC-car was het antwoord op de vraag hoe de echte vernieuwing van het wagenpark gestalte moest krijgen. De Presidents’ Conference Car was in de dertiger jaren in de Verenigde Staten ontwikkeld met het doel als trambedrijf een antwoord te hebben op het oprukkende vervoer per bus. Licenties kwamen ook naar Europa en verschillende fabrieken zijn deze rijtuigen gaan bouwen. Alle orders van de HTM voor PCC-cars in een periode van 25 jaar gingen naar La Brugeoise in Brugge. De eerste serie, nog met ‘Amerikaanse’ kleine zijramen kwam in 1949 in dienst. Dat wil zeggen twee rijtuigen; 22 stuks volgden drie jaar later. Aanvankelijk met conducteur maar later zonder, hetgeen bij drukte veel oponthoud gaf in een tijd dat nog hoofdzakelijk met contant geld werd betaald. De 1005 op de foto is al eenmanwagen, te herkennen aan de rode schijf voorop. Een tram uit de eerste serie die lijn 6 als werkterrein had. De dia is door T. Hobma op 28 augustus 1964 gemaakt op de Bezuidenhoutseweg. In de jaren erna zijn nog eens 210 PCC-rijtuigen het wagenpark komen versterken: u begrijpt dat dit tegelijkertijd voor veel oudjes het einde betekende. De pluriformiteit zou geleidelijk minder worden…

De mijnen in Limburg waren nog volop in gebruik en het elektrisch materieel van de Limburgsche Tramweg Maatschappij was niet echt oud, toch beëindigde de LTM successievelijk al haar tramlijnen in de dertiger en veertiger jaren, met Heerlen – Kerkrade in 1950 als laatste. De HTM kocht tien motor- en twintig aanhangwagens uit de boedel die – vanwege de 1200 V spanning op de lijnen in de Mijnstreek – uitstekend geschikt waren als aanvulling op het buitenlijnmaterieel. Werkspoor in Utrecht bouwde tien motor- en bijwagens om tot eenrichtingwagens, vernieuwde het interieur en veranderde de donkere LTM-kleurstelling in het HTM-crème. Zo kwamen zij in 1951 in dienst op de lijnen naar Voorburg en Wassenaar; Delft en Leiden kenden een kopeindpunt dus dat was voor eenrichtingwagens geen optie. De tien overige bijwagens konden op alle interlokale lijnen worden ingezet. De foto toont stel 90 met 128 op de Geestbrugweg te Rijswijk, op weg naar Voorburg. Een dia van J. Vogels uit 1963. Deze motorwagen is als enige bewaard gebleven en gaat binnenkort na veel omzwervingen gemaakt te hebben met de oorspronkelijke groene kleur en nummer – 610 – terug naar Zuid-Limburg.

Vanaf 1980 veranderde de kleur van de Haagse trams van het vertrouwde crème geleidelijk in rood! Vanaf dat jaar kwamen er honderd dubbelgelede trams in dienst ter vervanging van de oudste PCC-cars. Personeelbesparing was het Leitmotiv om geleidelijk van de PCC’s afscheid te nemen: zij hadden een beperkte capaciteit vergeleken met de Gelede Tram Lang (GTL) die met minder personeel uit kon. BN (het vroegere La Brugeoise) in Brugge was de fabrikant. Ongeveer tien jaar later kwamen er nog 47 gelijksoortige GTL’s bij die echter in fraai blauw met gele deurpartijen waren geschilderd. Pluriformiteit was ‘uit’ bij de HTM en dus waren deze in 2004 ook allemaal rood met crème geworden. Het trambeeld in de stad werd steeds eentoniger: alleen de laatste zeventig PCC’s reden nog samen met GTL’s totdat ook voor hen, sommige nog geen twintig jaar oud, het doek viel. Vanuit de Scheveningse Duinstraat rijdt de 3036 de Prins Willemstraat in: niet de normale route van lijn 8 dus er zal wel iets aan de hand geweest zijn? De dia uit 1987 is van J. Vogels.

Met de komst van RandstadRail kwam er weer een ander kleurtje op de rails. Sommige lijnen van de HTM kregen RR-status zoals lijn 3 die helemaal van Zoetermeer naar Loosduinen ging rijden. Op de foto bevindt de 3036 zich nog in Zoetermeer bij De Leijens; het is 23 september 2010 en de fotograaf is C. van Hattum. Het zijn de eerste voertuigen van een Franse fabrikant: Alstom. 72 stuks geleverd van 2006 tot 2011.

De tot nu toe laatste nieuwe aanwinst bij de HTM betreft de vierdelige Avenio van Siemens. Een serie van 60 stuks bestemd om de slechtste GTL’s, zo’n 35 jaar oud, te vervangen. Op 5 juli 2014 onthult Prins Willem Alexander op het Kerkplein de 5003 als eerste. In 2016 gingen de Avenio’s ook op lijn 11 rijden waar deze foto bij het Scheveningse eindpunt is gemaakt op 14 juni 2016. Wederom een foto van eigen makelij, want recente foto’s zijn nog niet in de Beeldbank te vinden. De 5029 is evenals alle soortgenoten geschilderd in het roodgrijs van R-Net (Randstad-Net): ook in andere Nederlandse steden kun je trams en autobussen in deze uitvoering tegenkomen.


31 augustus 2018