Sporen in het land van Mao en Kim Il Sung

11 augustus 2001

door Esther van Nie

CHINA

Inleiding

Het is 4 september, we staan te wachten bij de bagageband op Schiphol. Vermoeide rode koppen en in het zeer schone Schiphol zien we dat onze kleren wel een stevige wasbeurt kunnen gebruiken. Onder onze bijzonder geprofileerde schoenen vinden we nog de resten van een indrukwekkende reis: kolen, olie, gras, slijk, modder, staaldeeltjes, rijst en wie weet nog een flinke Chinese fluim. Hier en daar gaat een koude rilling over de rug. In Beijing was het nog zomer met zo’n 28 °C, we zijn in Nederland gelijk in de herfst geland, regen en zuidwester storm vormen een echte ‘cooling down’. China ligt nu al weer ver weg, maar is nog erg dichtbij. We hebben een prachtige vakantie gehad!

Wat zeg je? Vakantie? Ik hoor onze Grote Reisleider Geert het nog vaak zeggen: ‘Ik heb goed nieuws en ik heb slecht nieuws. Het goede nieuws is dat de excursie doorgaat, het slechte nieuws is dat we morgen om 5 uur op moeten.’ Vakantie noemen ze dat, niks uitslapen, niks ‘lazy mornings’. Al rap wordt het me duidelijk dat ik in een straf reisregime ben beland. Het motto van de SNE moet wel zijn: ‘Reizen is Werken’. Slapen doen we thuis wel weer.

Chengde

Onze eerste echte line siding stop is Chengde, een kleine provincieplaats van zo’n 300.000 duizend inwoners en een verademing ten opzichte van het massale Beijing. Het begint al goed bij aankomst in het hotel. Het geluid van de stoomfluiten komt onze hotelkamer binnen en we zien dat we naast het emplacement slapen! Dat wordt genieten en ik zie ook al enkele groepsgenoten naar de ramen in het trappenhuis rennen om foto’s te maken. We vertrekken met de bus naar een mooi uitzichtpunt en worstelen ons eerst door riolen en achterbuurten een weg naar boven. Eén stap omhoog, twéé naar beneden, maar we komen er wel. De kolenwagons worden door verschillende spannen getrokken naar de staalfabriek maar er is geen sprake van een dienstregeling. We lopen langs het spoor naar onze stek en worden ‘overvallen’ door het eerste span. Wat een geweld en lawaai daar op de rails. We hopen nu maar vurig dat dit niet de laatste combinatie was van deze morgen. We hebben geluk, we zien er nog 4 voorbij komen en mogen absoluut niet klagen. Voordat ik het weet sta ik volleerd in de fotolijn te knippen alsof ik nooit anders gewend ben en mijn eerste locnummers komen in het opschrijfboekje. Ik blijk niet alleen mijzelf te verbazen, maar ook de reisleider. En achter mij roept iemand perplex: ‘Heb jij geen camera bij je?’ Alsof het de eerste doodzonde is in deze groep. Het antwoord van mij eega is gevat genoeg, hij heeft immers een cameravrouw bij zich! In de middag verspreiden we ons over het stadje, sommigen gaan es kijken bij het viaduct net buiten de stad, wij gaan terug naar de stad, daar liggen ook rails en inderdaad, op de overweg worden we weer verrast door stoom. En ook in de wirwar van kleine straatje is er een spoorviaduct, de stoomloc dendert over de markt. De eerste stadswandeling is erg de moeite waard. Het echte Chinese leven gelardeerd met locs.

Shen Yang

In Shen Yang zullen we het railmuseum gaan bezoeken. We komen er al gauw achter dat het begrip museum iets anders inhoudt dan wij verwachtten. We rijden naar een achterafbuurtje, de buschauffeur weet de weg nauwelijks. En daar, buiten in de openlucht in lijn, staan een aantal oude locs opgesteld, velen daarvan in bijzonder deplorabele staat helaas. Niet meer in werking, ze staan uitgerangeerd aan de zijlijn van een groot emplacement waar ook nog heel veel ander (nieuw) materieel te bezichtigen is, diesel en elektra. We kijken onze ogen uit, klimmen overal op en in (blijkt dat één van de locs als toilet in gebruik is, zonder spoeling) en nemen een kijkje in de werkplaats en de verblijven van het personeel. Het is ook hier heel gebruikelijk de was te doen op je werk en je prakje op te warmen op geïmproviseerde kacheltjes. Kolen te over in dit land. Een gerestaureerd model is kortgeleden naar buiten gereden, een andere loc staat klaar voor revisie. Er is dus nog hoop voor de andere locs in de lijn. We bewegen ons tussen de olieplassen en gaan op weg naar een ander stukje ‘museum’. Ook hier weer een desolaat rijtje locs op afgelegen terrein.

Anshan

Het bezoek aan de hoogovens van Anshan mag van mij toch wel als één van de hoogtepunten van de reis worden beschouwd. Aangekomen bij de hoogovens krijgen we allemaal een bouwhelm en daarmee is het hele hoofdstuk ‘veiligheid’ behandeld. We lopen onder de ertsaanvoerlijnen door, er zijn weliswaar netten gespannen, maar toch en rechts van ons aan de overkant van de sporen wordt het vloeibare erts gegoten in transportbakken. We lopen er maar gewoon langs ondanks het spatten. Vervuiling heeft ook zeker zijn esthetische kanten en als we even later de eerste stoomlocs zien rijden is ons plaatje compleet. Een uitgebreid emplacement ligt voor onze voeten en we kunnen de hele morgen naar hartelust fotograferen. Het is een imposant plaatje: de zwarte locs met de walmende hoogovens.

De manschappen fietsen er slim tussendoor, allemaal met een aluminium trommeltje achterop. Af en toe zien we inderdaad de vrouwen van de catering op de fiets het eten rondbrengen. Met deze temperaturen doet ook de ijs- en ijswaterverkoopster goede zaken, ze is erg blij met onze aanwezigheid. Het water smaakt best, maar die ijsjes …

’s Middags besluiten we om tramlijn 501 van voor tot achter geheel te doorgronden. Het oude Japanse materieel rammelt aan alle kanten, maar het rijdt. Of het ook op tijd rijdt is ons niet helemaal duidelijk. Aan het eind- en beginpunt klontert het behoorlijk samen en zijn de bestuursters en conductrices erg druk met het breien van de warme truien voor de komende winter. Ik denk ook dat het erg koud zal zijn in deze tochtige tramstellen. De lijnopzichtster zet het stel weer kordaat aan het werk. Breien doe je thuis maar! De grasbaan ligt er mooi bij, de rails volgens mij iets minder, tijdens de rit schommelen we behoorlijk heen en weer. Ook hier weer is het opvallend dat de haltes behoorlijk ver uit elkaar liggen. Je zal dus niet snel vergeten uit te stappen.

Jinpeng Pas e.o.

De Jinpeng Pas is het andere hoogtepunt van onze reis wat betreft line siding. De pas ligt in Binnen Mongolië, een ander gebied dan waar we tot nu toe waren: kaal, heuvelig en leeg. De mensen zien er ook anders uit en er is naast het Chinees ook de Mongoolse taal. Onze standplaats is Reshui en we nemen onze intrek in het Telecom Hotel. Wij hebben weer uitzicht op de stoomtreinen die in het dal voorbij rijden. Beter kan niet.

’s Middags beginnen we koortsachtig met line siden. Ondanks wat gemopper op de heuvel van de telekanonfotografeerders vinden we allemaal een stek en nemen plaats. De gids verdwijnt in het maïsveld, ik posteer me vlak naast de baan. De beleving van dichtbij trekt me nog het meeste. De eerste heuvel is nog nauwelijks goed en wel beklommen of we horen gerommel in de verte. Na enige tijd komt het onweer naar ons toe en houdt het op met zachtjes regenen. Het line siden verandert al rap in line sliden. We glijden de heuvel af door de modder die erg hardnekkig aan onze zolen blijft kleven. De eerste mooie plaatjes zijn gemaakt ten koste van een nat pak, we zien er uit als een stel verzopen katten. We trekken verder, het onweer blijft hangen waar het hangt en wij zoeken met de gids naar tunnels en overwegen, de treinen rijden hier bijna af en aan door het bochtige traject. We hoeven niet lang te wachten en morgen is er weer een dag, het wordt het rap donker.

De volgende dag kunnen we om 5 uur beginnen en zullen tot 5 uur op de pas bezig zijn. De vele lussen in de baan geven ons veel werk en de variëteit in fotogenieke plaatsen is erg groot en het traject is voor het grootste gedeelte niet erg begroeid, zodat vanaf de heuvel de baan mooi in zicht is. De chauffeurs rijden af en aan, maar naar boven lopen, naar de top van de heuvel moeten we toch echt zelf doen. Het is bloedheet, maar niet zo vochtig. De chauffeurs regelen ook eten voor de lunch: maïs en aardappelen.

De volgende ochtend lopen we van Reshui naar Galadestai. Stoomfluiten blijven door het dal heen klinken. Tijdens de wandeling betrappen we weer een loc op de spoorwegovergang. Op het station van Galadestai is geen mens te bekennen, het zal wel zo zijn dat iedereen pas in actie komt als wij ’s avonds vertrekken. Waarschijnlijk hebben we één van de laatste passagierstreinen ter wereld die volgens dienstregeling rijden èn door stoom getrokken worden. Op een schoolbord in de gang staat de dienstregeling waarschijnlijk geschreven, we kunnen er geen touw aan vastknopen, maar zijn nog het meest verbaasd over hoe netjes het allemaal met bordkrijt geschreven is. Zelfs het logo van China Rail is nagetekend en ingekleurd. De stationscommandant heeft een mooi bureau en een zijn bed staat opgemaakt in de hoek van de kamer, het laken heeft het logo van de maatschappij. Als we ’s avonds vertrekken is er ineens allerhande personeel en we moeten toch vooral achter de witte lijn blijven op het perron. De stoomloc hijgt en puft het station binnen en op mijn bed in de wagon vind ik een fijne laag kolengruis. Helaas is het al donker en kunnen we het traject niet meer goed zien, maar het geluid van de loc vergoedt veel. ’s Nachts wordt er van loc gewisseld en de volgende morgen kunnen we weer op het perron zien hoe er water wordt ingelaten. Wat later krijgen we dan toch een dieselloc die ons het laatste stuk naar Jinning zal trekken. In Jinning stappen we over op de lijn naar Baotou.

In de trein, hard of soft

Treinreizen is een hele belevenis. In het land van het communisme kennen we natuurlijk geen klassen, het verschil in slaap- of zitplaatsen wordt aangegeven met ‘hard’ en ‘soft’. Maar voordat je je plaats kunt bereiken is er wel een goede voorbereiding nodig. Op het laatste moment in de trein springen is er niet bij, eerst moet je netjes in de wachtkamer zitten die hoort bij jouw klasse en dan kan de gids voor je onderhandelen of je eerder het perron op mag dan de andere reizigers. Dat gaat zomaar niet en ik hoor de gids in het Chinees vragen: ‘Wat schuift ‘t?’ Het blijkt per persoon zelfs meer te ‘schuiven’ dan de prijs van het treinkaartje en we weten nu ook wel zeker dat onze gids, die in zijn introductie nog vertelde geen goede handelaar te zijn, zeker ook mee schuift in deze transactie.

In de soft klasse heb je wat meer ruimte en kan de wagon niet ongelimiteerd gevuld worden met Chinezen. Soms is het verschil slechts een kleed over de stoel en over de tafel. In de hard klasse is het altijd een erg levendige boel. Het rijtuig is bomvol en er wordt af en aan gelopen met karretjes van de catering. Drinken, snacks, warme maaltijden, hele kippen, zonnebloempitten, de Chinees brengt de tijd al etend en drinkend door en in korte tijd kan de vloer in een slagveld veranderen. Etensresten worden gemengd met een babyplasje, geen probleem.

China Rail heeft daar iets op verzonnen. De overvloed aan personeel wordt op alle fronten ingezet. Het beroep van conducteur houdt tevens in dat je je eigen rijtuig schoon moet houden. De conducteurs komen met regelmaat langs met de bezem en met de natte dweil. Voeten van de vloer! We weten inmiddels waar die dweilen vandaan komen en willen de smurrie uit het toilet niet over onze schoenen hebben. Aan de extra bedrijvigheid van het personeel merken we dat we de thuishaven naderen. De gordijnen worden recht gehangen en de vitrages voor onze neuzen geschoven. De trein dient netjes het station binnen te rijden en je mag de vitrage dus echt niet meer terugschuiven voor meer uitzicht. Er ontstaat een levendig open en dichtschuiven totdat één van de twee partijen het opgeeft.

Als een Chinees in de trein niet eet, dan is er sprake van een levendige discussie. Ook met wildvreemden wordt er flink heftig en luidruchtig gepraat. De schillen van de zonnebloempitten vliegen alle kanten op. Het maakt eigenlijk niet uit wie er tegen over je zit, een Chinese begon een prettig gesprek met ons, wij spraken Nederlands terug en dat ging wel een tijdje door zo. Totdat ze merkte dat een andere Chinees toch wat meer respons gaf op haar gespreksonderwerpen. En over de banken heen worden we natuurlijk wel goed in de gaten gehouden.

Wc- en darmverhalen

Nog nooit heb ik een reis meegemaakt waarin zoveel over toiletten en darmstelsels werd gepraat. Slechts enkelen onder ons zijn er echt helemaal genadig afgekomen, hoewel hun darmconcerten ’s ochtends en ’s avonds soms door de bordkartonnen muren van de badkamers heen te horen zijn. De meeste hebben in meer of mindere mate toch de diversiteit in openlucht- en treintoiletten meegemaakt. Je hoopt maar dat het rijden op zo’n treintraject tijdens je bezoek aan het hurkgat wat soepel verloopt.

Hutongs en markten

Een hutong is een wir war van straatjes en steegjes en is synoniem voor gezelligheid en volkswijk. De woningen zijn gebouwd rond een binnenplaats die uitkomt op een straat. Het is nogal in zichzelf gekeerd, maar in de straten vindt het leven zich bijna geheel buiten plaats. Alle denkbare handel is vertegenwoordigd, de was wordt gedaan, een kind gaat in de tobbe, vis wordt schoongemaakt en er worden pannenkoeken gebakken. Schoenen lappen en kleding verstellen, het gebeurt allemaal op straat terwijl u wacht. In de huizen is weinig ruimte voor al deze activiteiten en afvoer voor water en vuurplaatsen is er vaak niet. In het begin voel je je enigszins gegeneerd als je door deze zichtbare armoede loopt, maar al gauw worden we weer van alle kanten begroet en er wordt zo te zien geen honger geleden. Baby’s en kleine kinderen zien er goed doorvoed uit. Mensen geven ons niet de indruk ongelukkig te zijn ondanks een leven van hard werken.

De mooiste hutong wandelingen hebben we in Datong gemaakt. In de schemering van een hete zomerdag. Armoede en gezelligheid, nog even naar de kapper gaan of een wok kopen. In sommige straatjes lopen kindertjes achter ons aan. Eéntje heeft goed opgelet op school tijdens de Engelse les en wijst ons de weg naar waar we de stadsmuur kunnen beklimmen. Zijn vriendjes lopen mee en in ons kielzog ook zijn vader. Boven op de muur hebben we uitzicht over de stad met de ondergaande zon en beneden ons liggen de hutongs. Het joch is de held van de buurt als hij van Minie een kaart van Holland krijgt voor zijn goede diensten. Verderop in de straat kijken we met bewondering naar het breiwerk van een vrouw, Minie mag het ook nog even proberen, maar ik vrees toch dat de trui dan niet af komt voor de winter. Vlak bij ons hotel, als het al bijna donker is lopen we voorbij een 2 persoons ziekenhuisje. Achter het raam ligt een man aan het infuus.

Eigenlijk zijn deze straatjes een grote permanente markt waar alles te koop is. Tussendoor kun je om de 500 meter je fiets laten repareren bij één van de talloze fietsenmakers. Om zo’n werkplaatsje te beginnen heb je niet meer nodig dan wat eenvoudig gereedschap, bandenreparatie en een emmer water. Voor het gemak ook een parasol en een krukje.

Bij zo’n nerinkje kopen we voor mijn schoonzus een zadeldekje voor 40 cent. Kleine geschenken onderhouden de familiebanden denken we dan maar. De vrouw van de fietsenmaker weet ons te vertellen dat ook wij geïnteresseerd zijn in een echte Chinese fietsbel. Groepsgenoten gingen ons voor, dat is duidelijk. De vader van de fietsenmaker zet het op een lopen en wij worden onder de parasol op een krukje gezet. We wachten maar af. Praten wat bij in het Chinees en zitten lekker uit de zon. Na een kwartiertje komt de man terug met een heuse 2e hands fietsbel. Hij doet ‘t! Nu de prijs nog. Hij zet veel te hoog in en wij veel te laag. We treffen elkaar in het midden en vragen ons wel af waar dit 2e handsje vandaan komt. Op een brug in Amsterdam-Centrum kun je op deze manier een fiets kopen weten we …

Even verderop, in de fietsonderdelengroothandel schiet de man achter de toonbank gelijk schaterlachend weg zijn magazijn in. De handel in nieuwe fietsbellen is fantastisch tegenwoordig. Al die grote Europeanen willen een fietsbel! We weten inmiddels de prijs en hij weet dat hij er niet meer voor krijgt.

NOORD-KOREA

Inleiding

Een bezoek aan Noord-Korea is in alle opzichten bijzonder te noemen. Het land is het meest gesloten land ter wereld, en op het moment dat ik dit schrijf wordt het ingehaald door Afghanistan. De Britten zijn druk bezig de N-Koreaanse regering ervan te overtuigen dat het voor N-Korea beter is zich aan te sluiten bij de internationale gemeenschap tegen terrorisme. De ‘schurkenstaat’ wordt bondgenoot van de USA, iets dat onder de Bush administration toch ondenkbaar leek.

De reisverhalen over N-Korea die ik van internet geplukt had, zitten netjes in de rugzak, knappe jongen die daar bij kan, de inhoud is vers aangestampt vanmorgen. Goed, wij bezochten dus de schurkenstaat en konden een poging doen iets van de staat waarin het land zich bevindt te bevatten. De gehele reis zouden wij ons in het gezelschap bevinden van 2 gidsen, een cameraman en een bewaker van de veiligheidsdienst. Of wij gefilmd wilden worden werd ons natuurlijk niet gevraagd.

Rode draad tijdens het bezoek is het lichtknopje, de belangrijkste schakelaar in N-Korea. Hele straten zijn donker, maar op verschillende plaatsen waar wij komen gaat het licht voor ons aan en na ons uit. Soms gaat zelfs de deur voor ons open (van het Railmuseum) en achter ons weer dicht, nadat het licht is uitgedaan natuurlijk. Het zou een reclamespot kunnen zijn voor een energiebedrijf. We zijn op een avond de enige bezoekers in een restaurant en na ons gaat het licht op halve kracht en kan er afgeruimd worden. In de trein gaat het licht niet aan als we in de tunnels rijden.

Metro, treinen en locs

Dat de metro echt rijdt hebben enkele groepsgenoten bij toeval ontdekt toen zij een privé gids meekregen en onder andere het oorlogsmuseum bezochten. Zij reden ook de andere lijn en hoewel de metro niet vol is rijdt het wel degelijk, dit in tegenstelling tot berichten op een website, waarin tijdens het bezoek van voormalig minister van buitenlandse zaken van de USA Allbright gedacht werd dat de metrostel stil lag. Tijdens de twee metroritten die wij maakten vonden we het wel vreemd dat medereizigers direct de trein in de tegengestelde richting terug namen en wij speculeerden al over tientallen acteurs die met ons in de metro liepen om de boel een beetje te bedonderen. Niet dus.

Net zoals in Moskou ligt de metro op schuilkelder diepte en zijn de stations bijzonder gedecoreerd met enorme mozaïeken. De hoeveelheid handwerk in dit land is niet te beschrijven.

De trein waarin wij ons verplaatsten was een privé trein, speciaal voor ons geregeld en van een uitmuntende kwaliteit volgens de geldende normen in het land. Andere treinen waren er beslist slechter aan toe en reden niet zo frequent. Het vullen van de treinen gebeurt door deuren en ramen totdat iedereen klem vast zit. Zo hebben we een treinstel zien vullen met jonge cadetten die onder luid geschal van propaganda en marsmuziek afscheid namen van moeders, broertjes en zusjes. Voor vier jaar onder de pannen in het leger en aan het werk op het land waarschijnlijk.

Onze gidsen willen zeker zijn dat we na het bezoek aan de musea voor de geschenken op tijd terug zijn voor het avondeten. Op de heenweg was er een oponthoud van ruim twee uur (de belangstellenden voor deze treinrit waren nog wel om 4 uur ’s nachts opgestaan) en dat kon geen tweede keer gebeuren. Niets vermoedend hangen we in een bocht uit het raam om beter uitzicht te krijgen over het traject en zien tot onze niet geringe verbazing onze bus achter onze trein aan rijden. De trein rijdt niet harder dan 40 km per uur, de buschauffeur hangt wat lamlendig over het stuur. We komen deze keer zelfs te vroeg aan in P’Yongyang!

Tijdens een van de vele stops hebben we de toestand van de rails en de dwarsliggers eens goed kunnen bekijken en het was duidelijk dat wij niet voor niets zo langzaam reden. Verschillende essentiële onderdelen ontbreken en de verscheidenheid in soorten dwarsliggers is groot: hout, beton (vaak brokken en geen hele liggers) of gewoon een grote boomstam.

In N-Korea zijn we alert op eventuele aanwezigheid van stoomlocs, hier en daar staat er nog wel een, niet in grote getale en de meeste zijn zo te zien niet meer in staat te rijden. Een enkele staat nog onder stoom maar we kunnen en mogen geen stops maken en het fotograferen van de stations is niet toegestaan.

Op het station in P’Yongyang staat wel een prachtige ‘TGV’, een treinstel met een spitse snuit en geschilderd alsof het heel hard kan rijden. Het geheel heeft een aandoenlijke schoonheid, de kleuren doen mij denken aan de oost Europese trainingspakken uit de jaren ’70.

In Pyongyang is het toegestaan om een rit met een tram te maken en zoals we inmiddels gewend zijn, is deze gelede tram geheel alleen voor ons. We rijden een eindje en maken een fotostop en rijden weer een eindje. Onze bus rijdt als een trouw hondje achter onze tram aan over een bijna lege en zeer brede avenue. De tram schudt en rammelt en ik verwacht dat de ligging op de rails beter zal zijn als de normale hoeveelheid passagiers meerijden. Dat wil zeggen: tjokvol, nu zijn wij onze enige passagiers.

Een rit met een trolleybus is ons helaas niet gegund en het maken van opnamen van deze voertuigen kan met moeite geregeld worden. Officieel brengen we een bezoek aan een boekhandel en in kleine groepjes maken we op het kruispunt onze foto’s, het rijdt hier af en aan met verschillende modellen, de gidsen zijn wel wat nerveus. Zoiets mag dus eigenlijk niet, maar we hebben ons blijkbaar de afgelopen dagen best wel netjes gedragen en verdienen een beloning. Zelfs Clemens mag in de filateliewinkel in 10 minuten tijd zijn postzegelverzameling aanvullen, vlak voordat we weer naar China reizen.

Op het station waar we N-Korea weer verlaten worden we toch wel erg op de proef gesteld. Tijdens de afhandeling van de douaneformaliteiten (we moeten nu ineens precies de inhoud van onze geldbuidels opgeven) mogen we uit de trein. Aan de andere kant van het perron staat een bloedmooie stoomloc te dampen en het maken van foto’s of video opnamen is ten strengste verboden. We proberen de gidsen nog eens uit te leggen wat onze hobby nu eigenlijk inhoud, maar de militairen houden voet bij stuk. Onze handen jeuken, het is erger dan de kat op het spek. Maar dan ziet iemand toch licht in deze diep duistere situatie: we worden nu gedwongen te kijken zonder onze camera’s en genieten met volle teugen van het vertrek van de loc. We ademen diep in en prenten dit moment scherp in ons geheugen.

Onderweg

In de korte tijd dat we in N-Korea zijn worden we vele kilometers vervoerd. Het is dus zaak goed op te letten wat er zoal langs de weg en langs de rails gebeurd. Zo is te zien dat de bloemenstrook langs de snelweg erg goed onderhouden wordt. Waarschijnlijk heeft iemand een aantal strekkende kilometer toegewezen gekregen om bij te houden en ook de middenberm staat er proper bij. De strook langs de trein ziet er goed uit, een keurig rijtje witte keitjes scheidt de baan van de berm. In de schemering licht het op.

De rivieren en sloten worden gebruikt voor allerhande activiteiten. In een modderige greppel naast de baan wast een vrouw haar haren, water is schaars. Even verderop is een legertruck de rivier in gereden en wordt nu gewassen in een lange meanderende carwash.

Overal waar wij komen krijgen we een voorkeursbehandeling en het is beslist niet de bedoeling om echt kennis te maken met de gewone bevolking. Na het bezoek aan de geschenkenbunkers worden we zelfs met onze bus tot op het perron gereden waar onze eigen trein weer klaarstaat. Voor het station werden eerst de burgers weggejaagd waarna wij het hek door konden rijden, dat voelt nog steeds vreemd. Achter het hek staart de bevolking ons aan en zwaaien mensen naar ons.

Tijdens een bezoek aan de waterval wordt onze oppasser nerveus. Beneden aan het stroompje is een groep vrouwen aan het zingen en aan het dansen. Ze zijn een dag vrij en hebben de geschenken van de leiders mogen bezichtigen. We kijken een tijdje toe en als ze de vrouwen in onze groep zien moeten we meedoen. Heel bijzonder, we kennen de taal niet en de dans niet, maar dat mag de pret niet drukken. De groep is er hartelijk en neemt ons op in de kring. In een momentje stilte tussen twee dansen in zingen wij Nederlandse kinderliedjes en doen de bijbehorende dansjes. Helaas is de gids niet beschikbaar om als tolk te helpen met de communicatie. Dat is natuurlijk ook niet de bedoeling. Lachend en handenschuddend gaan we uit elkaar.

Tijdens een lunchboottocht hadden we het al in de gaten: er staat ergens in de stad iets in de fik. Een duidelijke zwarte rookwolk was zichtbaar tussen de betonnen flatgebouwen. Als we een half uurtje later boven op de Juche toren staan (da’s behoorlijk hoog!), zien we dat er een felle uitslaande brand woedt en nog steeds is er geen brandweer gesignaleerd. We hopen dat de bewoners en de bovenburen niet thuis zijn. De brandweer moet waarschijnlijk van de andere kant van de stad komen, we tellen de verdiepingen en vrezen dat de ladderwagen daarvoor te weinig hoogte kan ontwikkelen. Aan gezien wij weinig liften en roltrappen zijn tegengekomen zullen de brandweermannen al het materieel eerst via het trappenhuis naar boven moeten brengen en dan hopen op voldoende bluswater. Het verloop kunnen we niet afwachten en morgen staat het vast niet in de krant. Ongelukken gebeuren namelijk niet in N-Korea.

SLOT

En dan de hamvraag: ‘Beviel het een beetje tussen al die rail-o-fielen?’. ‘Denk je dat je nog wel een keer mee mag?’ Geen idee, ik heb begrepen dat de ballotagecommissie van de SNE al een tijdje in het stof bivakkeert. Of liever: in het kolengruis. Het zal mij benieuwen, de reünie durf ik in elk geval wel aan. Ik zal wel een keertje heel hard ‘STOOM’ roepen en hard wegrennen en ook wat stoelen in een rijtje zetten om op te meten. In elk geval zal ik de komende maanden de reisagenda wel even heel goed bestuderen.

Dit is een verkorte versie van een reisverslag dat Esther schreef op www.van-nie.com