Op de Rails – 2013 – nr. 9 (september)

Het ontdekken van de Belgische buurtspoorwegen

door Maurits van Witsen

Antwerpen, Noorderplaats, de eindlus van lijn 50 met tramstel 9774 + 19370 + 10714 op 30 augustus 1955. Foto: Maurits van Witsen.

Op de Rails van mei 2013 bevatte een eerste aflevering met Belgische tramherinneringen, in dat geval aan de Brabantse buurtspoorwegen. In de andere, omringende Belgische provincies waren nog veel meer buurtspoorlijnen te ontdekken. Het centraal gelegen Brussel was daarvoor een prima uitgangspunt. De eerste reis buiten Brabant leidde naar Antwerpen, al was het maar omdat deze grote stad het dichtste bij Brussel ligt en bovendien ook tijdens de Tweede Wereldoorlog goed per trein bereikbaar was met de enige geëlektrificeerde hoofdspoorweg van het land. De reis bracht de auteur onder meer naar het centrale vertrekpunt van de buurtlijnen, de dicht bij de Middenstatie gelegen Victorieplaats (tegenwoordig Rooseveltplaats geheten), waar niet minder dan tien tramlijnen hun beginpunt hadden, plus twee vanwege plaatsgebrek in de nabijheid. Volgende reizen voerden naar Gent, Namen en – niet voor het laatst – Henegouwen.

Inzet van het NS-materieel; ontwikkelingen in 2013

door J.M. ten Broek

Het DDZ ‘sprintert’ onder meer in de treinserie 5600 tussen Utrecht en Zwolle. Op 20 juli 2013 passeertde 7527 de Amersfoortse Koppelpoort als trein 5666van Zwolle naar Utrecht C. Foto: Bruno Batenburg.

Het project DDZ veroorzaakt de laagste stand aan beschikbaar materieel sinds vele jaren. Het gat wordt opgevuld door een steeds efficiëntere inzet van het overige materieel en een uitbreiding van de inzet van plan V, waarvan tot kort geleden werd gedacht dat het einde zeer nabij zou zijn. Bij het intercitymaterieel wordt dit jaar veel minder in de inzet geschoven dan bij het sprintermaterieel. Dat is eigenlijk opvallend, omdat er immers materieel (DDAR) van ‘sprinter’ verbouwd wordt tot intercity (DDZ). Omdat daarvoor in het intercitysegment op het ogenblik geen plaats is, blijven de nieuwe intercitydubbeldekkers – tot groot ongenoegen van het commerciële deel van de NS – goeddeels sprinters rijden. Een kans op meer inzet van DDZ in intercitytreinen zal zich waarschijnlijk aandienen als zich na afloop van het project DDZ de grote revisie van de oudste serie VIRM aandient.

De spoorweg van San Marino

door Ron Smith

Station van San Marino Città in de hoogtijdagen van de spoorlijn. We zien een van de vier motorwagens tijdens het omlopen. Foto: Nationaal Archief San Marino.

De Republiek San Marino heeft tussen juni 1932 en juli 1944 een smalspoorverbinding gekend. Sinds de aansluiting van de Italiaanse kustplaats Rimini op het spoorwegnet in 1861 waren er plannen om San Marino een spoorverbinding te geven. Steevast liepen deze spaak als gevolg van de hoge kosten en de te verwachten lage inkomsten. Toen op 17 augustus 1926 de Italiaanse dictator Benito Mussolini een bezoek bracht aan San Marino, beloofde hij de aanleg van de spoorlijn. De Italiaans-Sammarinese overeenkomst daartoe werd getekend op 26 maart 1927 en de aanleg van de lijn begon op 3 december 1928. Omdat het landje uit veel steile rotsformaties bestaat, dacht men eerst dat de spoorlijn zou moeten eindigen bij het dorp Serravalle. Toch zag men kans de hoofdstad (ook San Marino geheten) te bereiken via veel bogen, lussen en zeventien tunnels, waarvan één met een spiraal. De officiële opening vond plaats op 12 juni 1932. Tijdens de Tweede Wereldoorlog werd de dienst gestaakt en nadien, ondanks de tamelijk beperkte beschadigingen, niet meer opgenomen. Desondanks is er nog zoveel van de lijn bewaard gebleven dat men op 21 juli 2012, ter gelegenheid van de tachtigste verjaardag, met een originele motorwagen op een klein stukje op de lijn heeft kunnen rijden.

Dieselhydraulische aandrijving bij de DB

door Sjoerd Bekhof

De in 1952 in dienst gestelde treinstellen Baureihe VT085 (613) deden aanvankelijk dienst in hoogwaardige treinseries. Vooral na de elektrificatie van de meeste hoofdlijnen werden deze Eierköpfe, zoals de bijnaam luidde, in regionale diensten in Noord-Duitsland ingezet.Op deze in 1979 gemaakte foto staat een drierijtuigtreinstel in Walkenried aan de vroegere zonegrens gereed voor vertrek naar Northeim. Foto: Sjoerd Bekhof.

Tot de introductie van de DH-stellen bij de Nederlandse Spoorwegen was dieselhydraulische aandrijving in railvoertuigen in Nederland niet toegepast. De spoorwegen in Nederland kozen in de jaren dertig voor dieselelektrische treinstellen en in de jaren vijftig voor DE-locomotieven, naar Amerikaans en Frans voorbeeld. Veel andere landen maakten dezelfde keuze; uitzondering was Duitsland, waar men langer bezig bleef met het verbeteren van de stoomlocomotieven en op bescheiden schaal begon met elektrische en dieseltractie. Desondanks werd er al vanaf de jaren twintig geëxperimenteerd met hydraulische aandrijving. De Deutsche Reichsbahn Gesellschaft bereikte in 1933 een doorbraak met een tweedelig treinstel met dieselelektrische aandrijving, de eerste uitvoering van de ‘Fliegende Hamburger’. Het was de voorloper van een aantal snelle treinstellen die zouden gaan rijden op een stervormig net met Berlijn als centrum. Pas na de oorlog werd dieselhydraulische aandrijving op (veel) grotere schaal toegepast.