Op de Rails – 2013 – nr. 1 (januari)

De Hanzelijn

door Emiel de Block

Station Kampen Zuid op 15 december 2012 met stoppende Sprinter Amsterdam C – Zwolle en voorbijrijdende intercity Leeuwarden – Den Haag C. Foto: Raymond Kiès.

De Hanzelijn vormt sinds 9 december 2012 een cruciale schakel in het dienstregelingmodel tussen de Randstad en Noord-Nederland. Van de vijftig kilometer tussen de stations Lelystad en Zwolle is 43 kilometer nieuw aangelegd tussen de aansluitingen met het opstelterrein in Lelystad en de Veluwelijn bij Hattemerbroek. De zeven kilometer spoor ten noorden van station Lelystad Centraal en tussen station Zwolle en Hattemerbroek Aansluiting is geheel vernieuwd. In totaal zijn 88 kunstwerken gebouwd: viaducten, bruggen, onderdoorgangen en de tunnel onder het Drontermeer. De lijn is dubbelsporig uitgevoerd met inhaalmogelijkheden in Dronten en Swifterbant. Er zijn, zoals in alle nieuw gebouwde en veel verbouwde spoorlijnen sinds de jaren zeventig, geen overwegen in de Hanze lijn. Dat betekent dat een intercity van Zwolle via Lelystad en Schiphol naar Den Haag geen enkele gelijkvloerse wegkruising meer passeert.

De laatste dag van de Beneluxtrein

door Onno le Comte

NMBS-locomotief 1182 is met trein 9217 Brussel – Amsterdam net Zevenbergen gepasseerd; 8 december 2012. Aan het einde van de trein loopt de NMBS 2835 in opzending mee en niet, zoals sommigen beweren, als ‘angst loc’ voor het geval de 1182 het niet zal halen. Foto: Raymond Kiès.

Door de één verguisd omdat hij te laat of helemaal niet kwam en door de ander gewaardeerd omdat het een gezellig informele trein was: de ‘Benelux’ is niet meer. Ergens in het najaar van 2012 werd het oordeel geveld: op 9 december 2012 zou de Fyra tussen de hoofdsteden van Nederland en België gaan rijden. Dit was voor een groepje machinisten het teken de afscheidsrit op de laatste dag van de ‘Benelux’, 8 december 2012, vorm te gaan geven. In klein comité werd besloten te gaan voor een combinatie van een afscheidsfeestje voor het personeel en een fotorit met een historisch verantwoorde Benelux. De locomotief zou de kritische factor worden. Om met een machine te mogen rijden op zowel het Belgische als het Nederlandse net moet worden voldaan aan de wettelijke toelatingseisen. Voor België was het geen probleem omdat enkele locomotieven reeks 11.8 nog ‘piekuurtreinen’ rond Gent reden en dus inzetbaar waren. Nederland is echter een ander verhaal: de reeks 11.8 was daar al een tijd niet geweest en van de meeste locs was de ATB-controlemeting verlopen. Een verslag over hoe het uiteindelijk tóch gelukt is.

Het railvervoer in Parijs en de banlieue (vervolg)

door Ambrosius Baanders

Het vooroorlogse ‘matériel Sprague- Thomson’ domineerde lang de metro van Parijs. Twee stellen kruisen elkaar op lijn 2, bij Barbès Rochechouart, op 9 juni 1978.Foto: Ambrosius Baanders.

Het tweede deel van het drieluik over de geschiedenis van het railvervoer in en om de Franse hoofdstad behandelt de gevolgen van de opkomst van de auto na de Tweede Wereldoorlog en de stagnatie bij de metro in de jaren vijftig en zestig. In die periode is de enige serieuze innovatie de metro op luchtbanden op enkele lijnen; het vooroorlogse metromaterieel is tot in de jaren tachtig onmisbaar. Het keerpunt rond 1970 wordt gemarkeerd door de start van de expresmetro RER. De volgende veertig jaar kennen voortdurende groei en investeringen, waardoor de metro compleet vernieuwd en sterk uitgebreid wordt en de tram in een nieuwe gedaante terugkomt, deels als succesvolle vervanging van slecht presterende en door de SNCF verwaarloosde treindiensten en deels op nieuwe verbindingen in de banlieue.

San Francisco, meer dan cable cars

door Maurits van den Toorn

Twee Breda-trams zijnop het westelijke traject van lijn N in Judah Street onderweg naar het strand; 29 augustus 2012. Foto: Maurits van den Toorn.

De cable cars (kabeltrams) vormen de oudste nog bestaande vorm van openbaar vervoer in San Francisco. Weliswaar werd in 1860 de eerste paardentramlijn geopend, maar paarden- en stoomtractie waren maar van beperkt nut door de vele steile hellingen. De oplossing om toch naar boven te komen was een door (waarschijnlijk) Andrew Smith Hallidie bedacht systeem met een centraal aangedreven kabel onder de straat, waar met behulp van een ‘grip’ voertuigen aan worden gekoppeld. Hun snelheid is uiteraard constant, ongeacht of heuvelop- of heuvelafwaarts wordt gereden. In 1873 werd als eerste de Clay Hill Street Railroad geopend. Dat was een groot succes, wat ertoe leidde dat er tot 1890 in totaal 23 lijnen werden geopend. Dat aantal nam gaandeweg af, eerst door de komst van de elektrische tram en later vooral de trolleybus die steilere hellingen dan de tram kon overwinnen. Desondanks hebben alle vormen van vervoer zich tot de huidige dag kunnen handhaven en zijn ze deels – de cable cars en de met historisch materieel geëxploiteerde lijn F – een belangrijke toeristische attractie.