Op de Rails – 2012 – nr. 2 (februari)
Spoorse obstakels op autosnelwegen
door Roelof Hamoen en Dick de Waal Malefijt
Een van de kenmerken van een autosnelweg is dat er geen gelijkvloerse kruisingen in voorkomen. In Nederland zijn er wat het spoor betreft twee uitzonderingen op die regel geweest. De kruising van Rijksweg 2 met de lijn Nieuwersluis – Uithoorn is het bekendst, maar langer geleden kruiste de lijn Hoofddorp – Aalsmeer Rijksweg 4 gelijkvloers. Hier vond ook het eerste ongeluk plaats, al drie dagen na de opening van de weg in 1938 was het raak op de overweg bij Hoofddorp: een bus botste op een locomotor. Twee vrouwelijke passagiers in de bus raakten lichtgewond. Dit ongeluk is voor zover bekend het enige tussen een wegvoertuig en een trein op een autosnelweg. Bij de vele ongelukken die na de opening in 1954 van Rijksweg 2 bij de overweg in Loenersloot zijn gebeurd, ging het om op elkaar botsende auto′s. Wel is een aantal malen schade ontstaan aan de ahob.
Depot Maastricht in het jaar 1916
door Bert Steinkamp en Paul Henken
Wie meer wil weten over de organisatie en uitvoering van de Staatsspoor-dienst van Tractie, is voornamelijk aangewezen op de jaarverslagen van deze maatschappij. Ondanks de gedetailleerde opgave van gereden kilometers en herstellingen in de verschillende werkplaatsen, blijft het voor de hedendaagse onderzoeker gissen welke locomotieven in welke depots waren ondergebracht en dus ook welke taken ze verrichtten. Een kleine opening in de nevel die over de SS-locverdeling hangt, biedt een met potlood geschreven document. Het is ”˜de dagorder′ die voor twee dagen in juli 1916 uitsluitsel geeft over de locomotieven die op dat moment in depot Maastricht waren gehuisvest en welke diensten ze deden. Verder is genoteerd wie er op deze machines reden.
Kort intermezzo uit Hannover
door Johan Blok
Aan het begin van deze eeuw had de HTM een acuut tekort aan materieel door de ingebruikname van twee nieuwe tramlijnen, lijn 17 (Station Centraal – Wateringseveld) en lijn 15 (Station Centraal – Nootdorp). De oplossing voor het probleem werd gevonden in Hannover, waar een aantal trams kon worden overgenomen. De inzet van deze TW6000′en, zoals ze in Den Haag werden genoemd, was uiteindelijk geen groot succes en duurde korter dan verwacht. De inzet van de TW6000 werd al na betrekkelijk korte tijd structureel minder door gebrek aan onderdelen zoals wielbanden. Al in september 2004 kwamen de eerste berichten naar buiten dat de HTM de trams aan Budapest zou verkopen, al duurde het toen nog zes jaar voor het zover zou zijn.
Het naoorlogse SBB-materieel (vervolg): de elektrische motorrijtuigen
door Raymond Kiès
Voor de Tweede Wereldoorlog was het aantal elektrische motorrijtuigen in Zwitserland klein. De Ce 4/6 was met negentien exemplaren de eerste serie van de Schweizerische Bundesbahnen (SBB), de Fe 4/4 was feitelijk niet meer dan een locomotief met bagageruimte. Aan het einde van de jaren dertig stelde de SBB een kleine serie motorrijtuigen in dienst voor het snelverkeer. Dit artikel behandelt weliswaar de naoorlogse series, maar omdat het materieel van voor de Tweede Wereldoorlog hierna nog lang bij de SBB heeft gereden en in die periode ingrijpende constructiewijzigingen heeft ondergaan, bevat deze aflevering van de deze reeks een terugblik op de ‘oude’ series.