Op de Rails – 2012 – nr. 11 (november)
Naar Parijs!
door Maurits van den Toorn
Allereerst een klein sfeerbeeld. Het plezier van de reis begon al op het Amsterdamse centraal station als je de glanzend zilveren ribbeltjestrein met een lichtblauwe loc ervoor langs het perron zag staan, die je met een reuzevaart naar het zuiden zou brengen. Het klonk ook magisch: de Trans Europ Express… Na een lange rit door een voor Nederlandse begrippen opvallend leeg landschap – dat eerlijk gezegd ook een beetje saai was – verschenen er meer sporen en passeerden er treinen van onbekende modellen. Vooral veel hele lage, zilverkleurige treinstellen en ook dubbeldekkers, toen nog een exotisch verschijnsel. Er volgden steeds grotere voorstadsstations, de bebouwing werd hoger en gaandeweg verzonk het spoor tussen verweerde muren, met op die muren vage restanten van reclames voor onbekende en dus raadselachtige producten: Byrrh, Dubonnet, Ricard… De trein reed de laatste kilometers stapvoets door een soort duistere put met steeds meer sporen en wissels, er volgde een groot viaduct boven het spoor en dan was je er, op het Gare du Nord.
Het railvervoer in Parijs en de banlieue
door Ambrosius Baanders
Voor kunstenaars is Parijs een van de aantrekkelijkste steden ter wereld. Onnoemelijk veel artiesten uit de hele wereld zijn er vooral de afgelopen twee eeuwen naar toe getrokken, ook vanuit Nederland. Maar ook voor ‘ferrovipathes’, zoals in het Frans de liefhebbers van railvervoer heten, is de stad aantrekkelijk door het zeer dichte en zeer gevarieerde net van railverbindingen, dat bovendien voortdurend in ontwikkeling is. De regio van Parijs, Ile de France genaamd, telt bijna twaalf miljoen inwoners (2009) en beschikt over een zeer dicht en afwisselend net van railverbindingen, waarover enorme reizigersstromen verwerkt worden. Wie beweerde dat Nederland het dichtst bereden spoorwegnet van Europa heeft? In dit artikel het eerste gedeelte van een overzicht van de geschiedenis van en de plannen voor de trein, de expresmetro, de stadsmetro en de tram.
St.Lazare en het voorstadsverkeer
door Remmo Statius Muller
De eerste spoorwegverbinding vanuit het station Embarcadère des Batignolles bij het Place de l’Europe en daarmee de eerste voorstadverbinding in de regio Parijs, werd geopend op 24 augustus 1837 door koningin Marie-Emilie, echtgenote van koning Louis-Philippe. Twee dagen later werd met de exploitatie begonnen. De lijn liep aanvankelijk tot Le Pecq en kon pas in 1847 verlengd worden tot St.Germain en Laye. Al snel volgden twee andere lijnen: Parijs – Versailles Rive Droite op 2 augustus 1839 en de lijn van Colombes naar Mantes en Rouen op 9 mei 1843. Het vervoer over de eerste lijnen groeide onstuimig en maak te het noodzakelijk het eerste houten station op het Place de l’Europe al in 1841 te vervangen door een tweede, nu van steen gebouwd station. In de periode daarna werden nog vijf andere verbindingen vanuit dit station geopend. Hierdoor was dit tweede station in 1854 alweer veel te klein en 150 meter richting stad werd een groot nieuw station gebouwd. De nieuwe stationsgebouwen grensden nu aan de Rue St. Lazare en hiermee was de definitieve naam van het station een feit. Het station telde toen al twaalf in- en uitstapsporen. Tegenwoordig zijn het er 27.
Wedergeboorte van de tram in Parijs
door Arthur Staal en Maurits van den Toorn
In tegenstelling tot de ogenschijnlijk vanzelfsprekende opkomst van nieuwe trambedrijven in Frankrijk heeft de herinvoering van de moderne tram in Ile-de-France de nodige voeten in de aarde gehad. Heen en weer geslingerd door snel opeenvolgende politieke verschuivingen en diverse belangen zijn ontwikkelingen afwisselend afgeremd en bespoedigd. Met vier jaar vertraging kan in 1992 de eerste nieuwe tramlijn in de Parijse regio in dienst worden gesteld. In snel tempo volgden er meer. De teller staat nu op vier, waarvan er één (lijn T4) in de oostelijke voorsteden nauwelijks een tram in de gangbare betekenis kan worden genoemd. Maar er wordt hard gewerkt aan meer.
Rollend materieel op de voorstadslijnen
door Remmo Statius Muller
Een complete beschrijving geven van al het rollend materieel dat de afgelopen decennia op de voorstadslijnen in Parijs dienst heeft gedaan of nog dienst doet, is in het kader van een themanummer onmogelijk; het zou een compleet boekwerk worden. Daarom wordt de beschrijving van het voorstadsmaterieel beperkt tot de periode die begint tussen de twee wereldoorlogen en toen de elektrificaties rond Parijs begonnen en de zelfstandige spoorwegmaatschappijen opgingen in de SNCF. Ook dat levert al een heel scala aan uiteenlopende soorten materieel op.
Klik hier voor de bijlage bij dit artikel.
Eveneens is er een lijst ven geraadpleegd bronnenmateriaal.