Op de Rails – 2009 – nr. 6 (juni)

Klassieke locs verdwijnen in België: het veranderende beeld van de NMBS (deel 2)

door Sicco Dierdorp

Tot op de kleinste lijnen van het spoorwegnet van België is de reeks 77 nu heer en meester. Op 5 mei 2009 passeert de 7711 Huy Sud. De staalwagens zijn bestemd voor een fabriek in Marchin, de enige klant aan deze lijn.Foto: Sicco Dierdorp

In Op de Rails 2009-3 is aandacht besteed aan de grote veranderingen op materieelgebied bij de elektrische tractie van de NMBS Holding. Bij de dieseltractie zij die al langer gaande. De afgelopen tien jaar is het leeuwendeel van het tractiepark vervangen. Momenteel staat de klassieke dieseltractie bij de NMBS op het punt te verdwijnen. Zoals in zoveel West-Europese landen dateren de eerste diesellocomotieven bij de Belgische spoorwegmaatschappij NMBS uit de periode van wederopbouw na de Tweede Wereldoorlog. Ook niet ongewoon was dat de techniek van de eerste diesellocomotieven sterk beïnvloed was door ervaringen in Amerika. Hier was men al veel verder met de ontwikkeling van de diesellocomotief dan in Europa. Begin jaren vijftig werd een eerste grote bestelling geplaatst, die de dieseltractie moest introduceren ter vervanging van stoomlocomotieven. Voor de zwaarste diensten werden aanvankelijk twee basistypen locomotieven besteld, beide vrijwel volledig in licentiebouw door de Societé Anglo-Franco-Belge (AFB). Veertig voor de hellingrijke trajecten in de Ardennen bestelde locomotieven hadden zelfs een onmiskenbaar Amerikaans uiterlijk. Vier van deze ”˜bolle neuzen’ werden al tijdens de bouw verkocht aan de Luxemburgse Spoorwegen (serie 1600). De resterende 36 werden verdeeld over het type 202 met stoom verwarmingsketel voor de reizigersdienst en 203 voor de goederendienst. Het tweede type was de 201, bestemd voor snelle en zware diensten op andere belangrijke spoorlijnen in België. Deze 55 vierassige krachtpatsers kregen in tegenstelling tot de 202/203 wel een ′eigen′ uiterlijk.

De 2412 terug in Nederland

door Hendrik-Jan Bakker

Na achttien jaar zet de 2412 weer voet aan wal in Nederland. In Loenen rolt de loc van de dieplader; 7 mei 2009.Foto: Hendrik-Jan Bakker.

Na achttien jaar Frankrijk is de 2412 terug in het land. De dieselelektrische loc is op 7 mei 2009 per dieplader afgeleverd bij de VSM. In Frankrijk deed de locomotief, evenals ruim veertig andere locs van de NS-serie 2400/2500, dienst als SNCF-werkpaard bij de aanleg van hogesnelheidslijnen. Met het gereedkomen van de LGV-Est eindigde begin 2007 ook de inzet van de 2400′en. In april 2007 kon door een groepje geïnteresseerden een kijkje genomen worden bij de werkplaats in Petite-Rosselle. Van de afgerangeerde locs waren de 662403 en de 662412 het interessantst. Aan deze machines waren in het voorjaar van 2006 nog revisiewerkzaamheden verricht en het waren bovendien locs die destijds bij aflevering in Nederland in het blauw op de baan verschenen. De 662403 bleek uiteindelijk onherstelbare schade aan de tractiemotoren en installatie te hebben. De 662412 verkeerde daarentegen in goede staat en was na enkele dagen werk rijvaardig, met een keurig zwarte rookpluim als compliment.

Rondje Ruhrgebied

door Maurits van den Toorn

De nieuwste trams in het Ruhrgebied zijn de dertig Variobahn-trams van de Bogestra. Ze doen dienst op lijn 301 tussen Gelsenkirchen Hauptbahnhof en de Devensstrasse in Horst. Schloss Horst, 20 maart 2009.Foto: Maurits van den Toorn

De afgelopen jaren zijn in het Ruhrgebied enkele van de Stadtbahnprojecten eindelijk voltooid. Dat gebeurde veelal in soberder vorm dan de plannenmakers in de jaren zestig voor ogen stond, maar toch. Alleen in Düsseldorf wordt nog druk gegraven; elders blijft de tram verder waarschijnlijk boven de grond rijden. Er komen zelfs enkele kleine bovengrondse uitbreidingen. Zeven jaar geleden is in Op de Rails voor het laatst uitgebreid aandacht geschonken aan de trambedrijven in het Ruhrgebied (OdR 2002-4 en -8). Zo langzamerhand is het dan ook tijd voor een nieuwe aflevering van de in principe oneindige reeks artikelen over deze regio, in de vorm van een rondje Ruhrgebied van west naar oost en van noord naar zuid. Positief is dat er aan de sluipende inkrimping van de verschillende netten echt een einde lijkt te zijn gekomen. Er waren de afgelopen jaren zelfs enkele kleine uitbreidingen. Daar staat tegenover dat het niet erg opschiet met de vele plannen die er zijn. Daar komt bij dat vooral in de noordwestelijke hoek van het gebied (Duisburg, Oberhausen, Mülheim en Essen, de steden waar de economie al lang aan het kwakkelen is) steeds heviger wordt bezuinigd. De huidige economische crisis, die vooral de staal- en autoindustrie treft (nog steeds belangrijke bedrijfstakken) zal daar nog een schepje bovenop doen.