Op de Rails – 2008 – Nr. 4 (April)

De blauwe WR in Nederland

door Kees Wijnnobel

De wagons restaurants 2975 en 2750 staan op 15 oktober 1975 op Amsterdam CS te wachten op een gezelschap.Foto: Kees Wijnnobel

Reizigers die in de ochtend van maandag 15 augustus 1927 met de D7 uit Nederland naar Parijs vertrokken, waren getuige van een vernieuwing. In hun trein stond in plaats van een teakhouten wagon restaurant (WR) met opgeschroefde messing belettering een voor die tijd bijzonder lang, donkerblauw, geheel stalen rijtuig gereed, met opschriften in bladgoud, en afgezet met goudgele biezen. Bijna 54 jaar later, op 31 mei 1981, namen we afscheid van de blauwe WR’s toen er één voor spek en bonen de laatste rit maakte in de D231/230 en D349/348 van Hoek van Holland naar Hannover en terug. Al in 1913 ontwikkelde de Compagnie Internationale des Wagons-Lits et des Grands Express Européens (CIWL) plannen voor de bouw van stalen rijtuigen. De Engelse industrie kreeg in 1920 de eerste opdracht voor levering van veertig slaaprijtuigen (WL). Afgeleverd in 1922 en in de grijze fabriekskleur naar Frankrijk vervoerd, werden ze in de nieuwe donkerblauwe kleur aan het publiek gepresenteerd. Met deze rijtuigen werd de basis gelegd voor een standaardmodel.

De goederenwagens van Railion Nederland – Stand 1 januari 2008

door Hans Nahon

Tot de laatste bollenwagens in actieve dienst behoorde wagen 21 84 NS 910 5 236. Net als de overige wagens reed deze kort voor de jaarwisseling van 2006/07 zijn laatste rit. Op 4 juni 2007 werd de wagen gesloopt. Amersfoort, 5 oktober 2006.Foto: Hans Nahon

Het jaarlijkse overzicht. In totaal liep het aantal dienstvaardige wagens het afgelopen jaar terug met 44. Dit werd echter gecompenseerd door 42 huurwagens, deels met een groter laadvermogen, waarmee het Railionpark over 2007, voor het eerst na vele jaren, in omvang
vrijwel onveranderd bleef. Wat wél verandert, is de naam van het bedrijf. Was juist de naam Railion DB Logistics bekend aan het worden, kort voor de jaarwisseling kwam het bericht dat er weer een naamswisseling op komst is.

Nieuwe metrostellen voor Rotterdam

door Maurits van den Toorn

Op 20 februari 2008 vond in de Bombardierfabriek in Bautzen de feestelijke presentatie plaats van het eerste voor RandstadRail bestemde metrostel.Foto: Maurits van den Toorn

De komende maanden arriveert een serie van 21 nieuwe metrotreinstellen in Rotterdam. De komst van dit materieel betekent in enkele opzichten een breuk met een inmiddels veertigjarige traditie. Voor het eerst zijn er namelijk geen twee-, maar driewagenstellen aangeschaft. Het comfort verbetert door stoelen met bekleding. Hoewel de nieuwe stellen in veel opzichten een voortzetting zijn van het SG2/1-materieel (de serie 5400) is het uiterlijk veranderd. Het is ontworpen door het Vlaamse bureau Enthoven Associates, dat ook tekende voor de Citadis van de RET. Een ander recent ontwerp van hetzelfde bureau zijn de Flexity Outlook lagevloertrams in de Belgische hoofdstad.

De stoomtractie in depot Wolsztyn

door Raymond Kiès

De uit 1919 daterende Ty1-76 is niet meer dienstvaardig, maar de loc is wel een van de blikvangers op het depotterrein; 11 februari 2008.Foto: Jaap Smith

Het Poolse stadje Wolsztyn ligt zo’n honderd kilometer over de Duitse grens. In Nederland is het bij een grote groep stoomliefhebbers bekend als het laatste depot in Europa dat nog in de dagelijkse dienst normaalspoorstoomlocomotieven inzet.
Wolsztyn herbergt op dit moment veertien typen stoomlocomotieven, die voor het grootste deel niet meer rijvaardig
zijn. Voor de dienstvaardige locomotieven ziet de toekomst er somber uit. Er is nauwelijks geld voor onderhoud en de bestemming van een locomotief die aan het einde van de revisietermijn komt, is doorgaans een van de opstelsporen bij het station. Het emplacement toont dan ook de trieste aanblik van rijen buiten dienst gestelde machines.

Een markant locomotieftype: Krokodillen (deel 2)

door René A.M. Platjouw

Op 11 juni 1966 staat de 1189.07 met een lokaaltrein stil in Böckstein op de Tauernbahn.Foto: das digitale eisenbahn fotoarchiv

Vervolg met in deze tweede en laatste aflevering aandacht voor de niet-Zwitserse krokodillen, met om te beginnen hun Oostenrijkse soortgenoten. De aanleiding voor aanschaf van deze locs was eigenlijk dezelfde als in het westelijke buurland. In 1912 werden in Oostenrijk de leden van een onderzoekcommissie benoemd die de mogelijkheden van elektrificatie van de spoorlijnen in de Oostenrijkse Alpen moesten bekijken. Door de splitsing van de Oostenrijks-Hongaarse dubbelmonarchie was men in Oostenrijk, net als buurland Zwitserland, voor steenkool afhankelijk geworden van de import. In samenwerking met de SLM (Schweizerische Lokomotivund Maschinenfabrik), de Oostenrijkse BBC (Brown Boveri & Company) en de Wiener Lokomotivfabrik in Floridsdorf werd daarom voor de alpenroute over de Arlberg een elektrische locomotief ontwikkeld met de asindeling 1C-C1, die technisch sterk aan de Zwitserse krokodillen verwant was.

door Raymond Kiès

Reizigers die in de ochtend van maandag 15 augustus 1927 met de D7 uit Nederland naar Parijs vertrokken, waren getuige van een vernieuwing. In hun trein stond in plaats van een teakhouten wagon restaurant (WR) met opgeschroefde messing belettering een voor die tijd bijzonder lang, donkerblauw, geheel stalen rijtuig gereed, met opschriften in bladgoud, en afgezet met goudgele biezen. Bijna 54 jaar later, op 31 mei 1981, namen we afscheid van de blauwe WR’s toen er één voor spek en bonen de laatste rit maakte in de D231/230 en D349/348 van Hoek van Holland naar Hannover en terug. Al in 1913 ontwikkelde de Compagnie Internationale des Wagons-Lits et des Grands Express Européens (CIWL) plannen voor de bouw van stalen rijtuigen. De Engelse industrie kreeg in 1920 de eerste opdracht voor levering van veertig slaaprijtuigen (WL). Afgeleverd in 1922 en in de grijze fabriekskleur naar Frankrijk vervoerd, werden ze in de nieuwe donkerblauwe kleur aan het publiek gepresenteerd. Met deze rijtuigen werd de basis gelegd voor een standaardmodel.