Op de Rails – 2008 – Nr. 3 (Maart)

Goederenvervoer in Nederland

door Michel Heerkens

In de nieuwe jaardienstregeling heeft Veolia de frequentie van de containershuttles naar Blerick uitgebreid. Op 4 augustus 2007 is Vossloh MaK1206 5001571 met trein 60702 ter hoogte van America onderweg naar Blerick.Foto: Michel Heerkens.

Met het ingaan van de nieuwe dienstregeling lijkt het erop dat de Betuweroute serieus gebruikt gaat worden. Railion Nederland kreeg de beschikking over moderne elektrische locomotieven Baureihe 189. Voor Amersfoort is er weer een rol van betekenis in het werkplaatssternet en het staalvervoer Häfen und Güterverkehr Köln nam het sigarettenvervoer uit Bergen op Zoom over en de Bocholter Eisenbahngesellschaft trok zich noodgedwongen uit Nederland terug.

Stadstrams van de NZH

door H. Hondius

Motorwagen A 324 met de uit Amsterdam overgenomen bijwagen B 30, Haarlem, 1947. In de oorlog werd ′stap achter in en vooraan uit′ ingevoerd.Foto: A.G. Nymeyer.

Voor de stadslijnen in Leiden en Haarlem schafte de NZH tussen 1910 en 1919 dertig tweeassige motorwagens van conventioneel ontwerp aan, de A 301- A 330. In 1927 werd het materieelpark aangevuld met acht ‘cardanwagens′, serie A 351-A 358. Met die acht trams is het bedrijf nooit erg gelukkig geweest. Hier stuiten we op het probleem van de NZHTM: er was geen duidelijke materieelpolitiek. Het zou logischer geweest zijn de beschikbaarheid van de A 301-330 te verhogen door ze te voorzien van betere motoren en schakelkasten en de sleepbeugels te vervangen door schaarbeugels. De motoren zouden lichter geweest zijn en men had dan dertig identieke rijtuigen gehad, elektrisch up to date, met een elektrische weerstandsrem als een betrouwbare bedrijfsrem, die geschikt waren voor bijwagenbedrijf. Daarmee had men kortere rijtijden en gunstigere omlopen kunnen hebben, zeker in Haarlem.

Krokodillen in Zwitserland

door René A.M. Platjouw

De locs Be 6/8 III 13303 en Ce 6/8 III 4305 trekken samen een excursietrein de Gotthard op. Steinen (Schwyz), 1 juli 2006.Foto: Joachim Bertsch.

De ”˜krokodil’ is waarschijnlijk één van de meest bekende en tot de verbeelding sprekende locomotieftypes ter wereld en doet bijna iedereen meteen denken aan woeste bergtrajecten. Toch zal er voor deze bijna uitgestorven soort geen reddingsactie worden ondernomen door het Wereld Natuur Fonds. In de loop der jaren zijn veel loctypes gebouwd, die de bijnaam krokodil gekregen hebben. Vaak is dat ten onrechte, omdat de naam alleen maar gegeven werd vanwege de vorm, een centraal deel met machinistencabine(s) en twee uitstekende neuzen. Maar zij missen de karakteristieken van een ”˜echte′ krokodil: daarbij gaat het om een driedelige gelede locomotief, waarbij de bediening vanuit het centrale deel geschiedt. In dit middendeel bevindt zich meestal ook elektrische apparatuur, zoals een transformator, schakelwalsen, een compressor en dergelijke zaken. In beide ”˜neuzen′ bevinden zich de elektromotoren en de ventilatoren voor hun koeling. De motoren brengen hun kracht niet rechtstreeks, maar via een blinde tussenas (in het Duits: Blindwelle) en drijfstangen over naar de wielen.