‘Take the Interurban’

Leo de Jong en René Platjouw

De eerste elektrische trams in de Verenigde Staten reden in 1884 in Cleveland (Ohio). Technische verbeteringen door Frank Sprague in Richmond (Virginia) maakten de tram – of ‘trolley’ in Amerikaans spraakgebruik – een betrouwbaar, comfortabel vervoermiddel voor steden, waarvan de straten toen ongeplaveid waren en nog door paard en wagen werden beheerst. De trolleylijnen werden steeds langer en gingen meer en meer ook het platteland bedienen. Daardoor werden boeren uit hun isolement gehaald en konden zij eenvoudiger hun producten in de stad verkopen. Deze interlokale trams werden interurbans genoemd. Vooral in Ohio, Indiana en California werden ze zeer populair en het netwerk groeide sterk tot circa 1910. De interurbans reden met veel hogere frequenties dan de spoorwegen, waarvan de treinen vaak slechts 1 maal per dag een lijn bedienden. Gemotoriseerd verkeer over de weg was er in 1900 nauwelijks, maar door de opkomst van de auto vanaf 1910 was het snel gedaan met het succes van de interurban. Na de Eerste Wereldoorlog had de auto het op de korte afstanden gewonnen. De modderige wegen werden geasfalteerd en de auto’s werden betaalbaar. Het verval van de interurban duurde ongeveer 20 jaar en de meeste lijnen waren voor 1940 al opgeheven. Alleen de sterkste rond Chicago en in California overleefden de Tweede Wereldoorlog, maar werden door de nieuw aangelegde autowegen en de Amerikaanse liefdesaffaire met de auto in de jaren ’50 de nek omgedraaid. Slechts enkele bedrijven bleven over: o.a. de South Shore lijn naar South Bend en de Philadelphia & Western lijn (nu SEPTA) naar Norristown.
In deze presentatie gaan de sprekers in op de ontwikkelingen, de belangrijkste bedrijven, het materieel en wat rariteiten. We maken een tour door de VS met de Interurban Car, de voorloper van wat we nu light rail noemen. Na twee opeenvolgende jaren – in 2016 en daarna in 2017 – ‘verwend’ te zijn geweest met het kunnen begroeten van de 1000e bezoeker van onze afdelingsavonden, smaakte dat natuurlijk naar meer. Er stonden dit jaar weer 21 avonden gepland, het maximaal haalbare tijdens één kalenderjaar. Soms zijn het namelijk minder avonden als Pasen, Pinksteren, Koningsdag en/of Bevrijdingsdag in de weg zitten.
Al vanaf het begin van 2018 werd er voortdurend gerekend met het aantal bezoekers tot dat moment, en werd de prognose van het al dan niet kunnen halen van nummer 1000, en zo ja: wanneer?, constant bijgesteld. We zullen u met al dat rekenwerk niet vermoeien en slechts de uitkomst ervan met u delen. En die uitkomst was een getal dat voortdurend schommelde, en wel tussen 1034 en zelfs even 1183! Maar in de loop van het tweede halfjaar leek een totaal-aantal van rond de 1060 een steeds reëlere mogelijkheid. En met een gemiddelde van rond de 50 aanwezigen per avond zou de 1000 dus niet worden gehaald tijdens de laatste avond van december, maar al een avond eerder, begin december, de 20e bijeenkomst.
Na 19 avonden stond de teller op 959. Nummer 41 van 10 december zou dus tevens nummer 1000 zijn van het gehele jaar 2018. Dit jaar was er geen ‘weercode: rood’ afgekondigd zoals vorig jaar, toen de teller op datzelfde moment na 19 avonden toevallig óók op precies 959 stond en er maar 13 bezoekers kwamen opdagen. Dit jaar waren het er 47, meer dan de benodigde 41 dus. Rond half acht meldde zich de heer Wim Veerman uit Delft bij het penningmeestertafeltje en vulde op regel 41 zijn gegevens in!
Voordat aan de geplande presentatie over Amerikaanse Interurbans werd begonnen, werd er natuurlijk tijd ingeruimd om aan het bereiken van alwéér een duizendtal de nodige aandacht te besteden. Afdelingsvoorzitter Paul Muré sprak Wim Veerman toe en overhandigde hem een cadeaubon van de NVBS-winkel en een kloeke bos bloemen. De bijgaande foto laat een en ander zien.

Wim Veerman (li) ontvangt een bon en bloemen uit handen van voorzitter Paul Muré (re). Foto: Erik Herbschleb