Hoe de Amsterdamse tram na de oorlog overleefde

Een programma van Karel Hoorn over het wel en wee van de laatste 65 jaar van de Amsterdamse tram

Moede oude trams nemen het in de zomer van 1945 op tegen veel te veel reizigers. Hiervan bijgekomen en aangevuld met nieuwe drieassers staat in 1950 een aantal jaren met opheffingen voor de deur. Ook de directeur moet door slecht onderhoud het veld ruimen De tram is ouderwets en de reiziger kiest voor brommer en auto. De gelede tram is een verrassing voor het publiek en doet hoop gloren. Rond 1960/61 keert het (opheffings-)getij.
Een nieuwe directeur vecht voor vrije banen en wint veel. Er komt geen tram naar de Bijlmer maar een metro. De oliecrisis zorgt voor weer wat meer tramdenken. De conducteur verdwijnt. De drieassers verdwijnen voor nieuw materieel. Het tramnet wordt met subsidies uitgebreid en rijdt vervolgens jaren wat rustiger voort. De conducteur keert terug. De dienstuitvoering gaat hiaten vertonen. Het verschijnsel museumtram wordt zichtbaar. In de 90er jaren komt de metrodiscussie en het Amsterdamse blauw weer terug. Een flamboyante directeur laat alle gelede trams van het model 1956 en de luchtwagens verdwijnen. De nieuwe wijk IJburg krijgt een snelle tramverbinding. Als de nieuwe Combino's scheuren vertonen is het bedrijf zelfstandig en bestaat de directie uit managers die weinig van trams weten.