Op de Rails – 2009 – nr. 3 (maart)

Goederenvervoer in Nederland (deel 1)

door Michel Heerkens

Tussen Maasvlakte en Dillingen (D) rijden per dag zes ertstreinen.De 6473, 6462 en 6420 rijden met trein 48713 langs Deurne; 9 januari 2009.Foto: Bob Visser

De groei van het goederenvervoer per spoor, die over de laatste jaren onstuimig mag worden genoemd, lijkt door de economische crisis tot staan te zijn gekomen. Desondanks zijn er de afgelopen periode genoeg nieuwe ontwikkelingen geweest die het vermelden waard zijn. Zo rijdt DB Schenker meer kolentreinen vanuit de Westhaven en heeft ACTS het complete huisafvalvervoer overgenomen. ERS Railways verving een deel van het class 66-park door elektrische locomotieven. ITL breidde haar werkpakket uit met een containershuttle naar het Poolse Kutno en de containertreinen naar Linz zijn weer overgegaan naar een andere vervoerder.

ERTMS in Nederland

door Jaap van den Top en Arco Sierts

ETCS op de Betuwe-route is operationeel. Railion 189 069 is op weg naar Kijfhoek met bonte trein 45750 uit Hagen. Giessendam, 16 september 2008.Foto: Sander Broerse

Het eerste ETCS-project dat in Nederland gereedkwam, was de Betuweroute. Hier treffen we een ‘zuivere′ variant van ETCS level 2 aan; er zijn dus in principe geen baanseinen meer aanwezig. In de periode mei-november 2005 is de eerste versie van het systeem uitgebreid beproefd op de vervroegd opgeleverde spoorbaan tussen Gorinchem en Sliedrecht. Conform de planning is in december 2006 het volledige A15-tracé door Alstom en Movares opgeleverd. Na een ′upgrade′ in juni 2007 zijn de laatste kinderziektes verholpen en functioneert het ETCS-systeem aan de baanzijde naar behoren. Dat betekende nog niet dat er meteen volledig van de lijn gebruik kon worden gemaakt. Door aanhoudende problemen met de ETCS-treinapparatuur van Bombardier zijn locomotieven die hiermee zijn uitgerust, nog niet vrijgegeven en dus ook nog niet zonder testregime op de Betuweroute inzetbaar.

Klassieke locs verdwijnen in België: het veranderende beeld van de NMBS (deel 1)

door Sicco Dierdorp

Het klassieke beeld van een blauwe elektrische locomotief met een goederentrein is in België nog steeds te zien, maar niet lang meer. De 2344 passeert de oude losweg van Floreffe met een kalktrein uit Jemelle; 8 februari 2008.Foto: Sicco Dierdorp

De afgelopen jaren investeerde de NMBS holding miljarden euro’s in nieuw materieel, waaronder een groot aantal elektrische locomotieven. Dat is hoog tijd, want het bedrijf zit momenteel krap in de locomotieven, waarvan een groot deel ook nog eens verouderd is. De komst van een nieuwe generatie materieel betekent dan ook het einde van de generatie elektrische locomotieven uit de jaren vijftig en zestig. De groep locomotieven van de reeksen 22-26 wordt algemeen gezien als één generatie. Hoewel ze over een periode van vijftien jaar zijn geleverd, hebben ze een onderling gelijkend voorkomen en zijn ze in technisch opzicht telkens een verdere ontwikkeling van de voorganger geweest. De belangrijkste reden om ze tot één generatie te rekenen is echter dat ze allemaal aangeschaft zijn in het kader van het eerste grote elektrificatieprogramma bij de NMBS.

Belgische minitrambedrijven: Péruwelz – Bonsecours

door Gerard Stoer

Grote tramdrukte aan het eindpunt Bonsecours, met zicht op de basiliek. De voorste tram van twee open rijtuigen wordt door drie fraai getuigde paarden getrokken. Prentbriefkaart.

In het algemeen wordt het Belgische tramlandschap als overzichtelijker beschouwd dan dat in ons land. De grote steden hadden een eigen trambedrijf en verder was er de alomtegenwoordige Nationale Maatschappij van Buurtspoorwegen (NMVB), die ook in een aantal kleinere steden het stadsvervoer verzorgde. In werkelijkheid was het niet zo eenvoudig. Behalve de directe voorlopers van de latere acht, zijn in België ook nog een aantal kleine tot zeer kleine zelfstandige bedrijfjes actief geweest, waarover nauwelijks iets is gepubliceerd en vaak ook maar heel weinig bekend is. Ongeveer de helft ervan was aan de Belgische kust te vinden; de rest door het land verspreid. De meeste exploiteerden paardentrams, maar er waren er ook twee met stoomtractie en een lijntje dat zo ongeveer alle tractievormen en spoorwijdten heeft. In Op de Rails zullen deze miniatuurondernemingen aan de vergetelheid worden ontrukt.

De ijzeren dino′s van Iowa

door Frits van der Gragt

IJzeren Dino 60 passeert met een goederentrein de sojabonensilo′s bij Mason City (Iowa); 19 juni 2006.Foto: Frits van der Gragt

In de eerste helft van de twintigste eeuw waren de Verenigde Staten van Noord-Amerika gedeeltelijk bedekt met een groot net van interlokale tramwegen, bekend als ‘interurbans′, die vooral in het midden van het land uitgebreide netten vormden. De komst van de auto en daarna de autobus, min of meer samenvallend met het technische einde van baan en wagenpark (ze waren rond de eeuwwisseling ontstaan) rond de jaren dertig, luidde het einde in. Eén lijn met elektrische tractie heeft alle andere elektrische lijnen overleefd en voert als ′Iowa Traction Railroad′ nog vijf dagen per week een goederendienst met elektrische loco motieven uit, zoals nu al ruim tachtig jaar het geval is.