Treinstel 252 (materieel ’36)

Na het succes van de in 1934 gebouwde dieseltreinstellen DE 3, liet de NS ook een serie elektrische treinstellen bouwen die dezelfde snelle stroomlijnvorm bezaten. Het publiek liet zich niet van de wijs brengen door de stroom­afnemers, en bleef over “diesels” spreken.

Er werden eerst acht prototypes gebouwd: dat was materieel ’35. Deze tweewagenstellen werden ingezet op de lijn Rotter­dam-Hoek van Holland, vandaar hun bijnaam “Hoek van Hollanders”. Ze waren donkergroen met rode biezen, en ze waren voorzien van automatische Scharfenberg­koppelingen.

Daarna volgde een serie materieel ’36. Hiervan zijn zowel twee­wagen- als driewagenstellen gebouwd. De drie­wagenstellen en een deel van de tweewagenstellen zijn later verlengd met een extra tussenbak. Hoewel ze sterk op elkaar leken, was er een belangrijk verschil: bij de vierwagenstellen had elke bak eigen draai­stellen, terwijl de bakken van de andere stellen op gezamenlijke jacobsdraaistellen rustten. De bakken van deze twee soorten konden dus niet worden uitgewisseld.

Na materiaal ’36 volgden treinstellen materieel ’40. Dat waren zowel tweewagen- als vijfwagenstellen. Van dit materieel is niets bewaard gebleven. Ook zijn er vanaf 1938 gestroomlijnde postrijtuigen gebouwd; hiervan is een exemplaar bewaard gebleven in het Spoorwegmuseum.

Amersfoort, 15 mei 1969. Vierwagenstel 625, een van de laatste actieve vooroorlogse treinstellen. Foto: Nico Spilt.

Nummering en vernummeringen mat.’36

In het nummerschema uit 1937 kregen de tweewagenstellen de nummers 211 t/m 263, de driewagenstellen 601 t/m 637. De tweewagenstellen die vanaf 1942 een extra middenbak kregen, kregen de nummers 401 t/m 429. De driewagen­stellen werden allemaal verlengd tot vier bakken en behielden daarbij hun nummers. Na de oorlog werden nog enige tweewagenstellen verlengd met een extra middenbak, deze kregen de nummers 441 t/m 453. Bij de instroom van Plan V, die in de 400-serie werd genummerd, werden de resterende stellen opnieuw vernummerd. Een voorbeeld is treinstel 418 (ex 252) dat toen 440 werd.

Na de oorlog vonden veel bakwisselingen plaats, om weer tot bruikbare treinstellen te komen. Een bijzonder exemplaar was treinstel 461. Dat was samengesteld uit drie over­gebleven rijtuigbakken van vierwagen­stellen. Dit treinstel werd vaak gebruikt door het Concertgebouworkest en droeg de bijnaam ‘Concertbak’.

Het laatste mat.’36 in Nederland waren de vierwagenstellen 603, 608 en 625. Deze deden toen voorname­lijk dienst in het Gooi. In januari 1970 zijn deze afgevoerd. Eén tweewagen­stel, de 252, is bewaard gebleven.

Treinstel 252 in de werkplaats Haarlem, tijdens een NVBS-excursie op 27 oktober 1973. Foto: Nico Spilt.

Treinstel 252 (alias 418, alias 440)

Treinstel 252 is dankzij de STIBANS bewaard gebleven. Het treinstel, dat in zijn driewagentijd het nummer 440 (en eerder 418) droeg, heeft enige tijd gastvrijheid genoten in de Wph Haarlem. Op 10 februari 2011 keerde het treinstel, na een gedeeltelijke revisie in Delitzsch, terug in Nederland. Het stel is nu eigendom van het Spoorwegmuseum. In mei 2023 werd het uiterlijk geheel gerenoveerde treinstel aan het publiek gepresenteerd.

Treinstel 252 voor de loods in Blerick, mei 2003. Foto: STIBANS.

Treinstel 252 in de werkplaats van het Spoorwegmuseum in Blerick, 1 juli 2021. Hier werd hard gewerkt aan de renovatie van het treinstel. Foto: Nico Spilt.

Meer lezen

Meer informatie over materieel ’36 op de website van Nico Spilt.

Lees ook de artikelreeks Het vooroorlogse elektrische stroomlijnmaterieel van de NS door Peter van der Vlist in Op de Rails, jaargang 1968.

Lees meer over de elektrificatie van NS.


Deze pagina is voor het laatst aangepast op 20 juni 2023.